Organiseren

Definitie: Je plant opdrachten in volgens de prioriteiten. Je houdt hierbij rekening met de beschikbare tijd, mensen en middelen.

Gedragsindicatoren:

  1. Je plant je werk in en volgt dit op.
  2. Je werkt alles op tijd af. Je houdt rekening met deadlines en geeft op tijd aan wanneer je de planning niet kan halen.
  3. Je denkt na over de logische volgorde van taken en werkt gestructureerd.
  4. Je behoudt het overzicht en zorgt dat alles gemakkelijk terug te vinden is voor jezelf en anderen.
  5. Je plant opdrachten in volgens de afgesproken procedures en prioriteiten.
  6. Je bepaalt je eigen prioriteiten op basis van de doelstellingen.
  7. Je geeft richting en stelt duidelijke prioriteiten in de dagelijkse werking van het team.
  8. Je volgt de voortgang van het werk of project op. Je organiseert regelmatig werkoverleg en stuurt bij waar nodig.
  9. Je plant de werkzaamheden van een team, rekening houdend met hun sterktes en interesses.
  10. Je splitst een opdracht op in deelopdrachten en tussentijdse doelstellingen. Je blijft hierbij gefocust op het einddoel.
  11. Je zet beschikbare tijd, mensen en middelen efficiënt in zodat ze maximaal bijdragen aan de doelstellingen. Je hebt hierbij aandacht voor veiligheid, gezondheid, werkbelasting, …
  12. Je legt procedures, werkmethodes en processen vast om het werk vlot te laten verlopen.
  13. Je maakt langetermijnplanningen en voorziet hierbij ruimte om op veranderingen in te kunnen spelen.
  14. Je zet mensen, middelen en budgetten ook bij nieuwe uitdagingen of crisissituaties zo goed mogelijk in.
  15. Je stimuleert anderen om (kosten)bewust om te gaan met materialen en middelen.