Communiceren
Definitie: Je wisselt boodschappen op een vlotte, begrijpelijke en heldere manier uit.
Gedragsindicatoren:
- Je spreekt verstaanbaar (volume, tempo, articulatie, …).
- Je past correcte grammatica en spelling toe.
- Je volgt de afspraken en huisstijl in je communicatie.
- Je brengt de inhoud duidelijk, helder en gestructureerd over.
- Je versterkt je boodschap met non-verbaal gedrag, zoals gebaren, gezichtsuitdrukkingen, …
- Je stemt je boodschap, taalgebruik en communicatiekanaal af op de ontvanger of doelgroep.
- Je controleert of de ontvanger de boodschap goed begrepen heeft.
- Je bevraagt of je de boodschap correct begrepen hebt. Je vraagt verduidelijking als dat niet zo is.
- Je kan een boodschap creatief en overtuigend overbrengen.
- Je luistert actief en geeft je gesprekspartner de kans om een mening of idee te vertellen. Je stelt vragen om je gesprekspartner actief te betrekken wanneer nodig.
- Je past gesprekstechnieken toe (stiltes, open vragen, …) en speelt in op wat anderen zeggen.
- Je bent alert voor het non-verbaal gedrag van anderen.
- Je kan complexe informatie op een verstaanbare manier overbrengen.
- Je bent zelfzeker en assertief bij het spreken voor een groep.
- Je staat stil bij de gevolgen van de manier waarop je communiceert.
- Je past je communicatie aan naargelang je doelstelling (vb. adviseren, overtuigen, …).
- Je blijft helder en correct communiceren na onverwachte onderbrekingen.
- Je stemt je communicatie af op de doelgroep en context om zoveel mogelijk impact te creëren.
- Je werkt gericht communicatiestrategieën of -plannen uit.